Subsidie praktijkleren: voorschot mbo-praktijkleerplaatsen en afwijkende berekeningswijze door coronacrisis

voorschot-mbo-praktijkleerplaatsen.jpg

Subsidie praktijkleren: voorschot mbo-praktijkleerplaatsen en afwijkende berekeningswijze door coronacrisis

Er is een wijziging van de Subsidieregeling praktijkleren (PRAKTIJKLEREN) gepubliceerd. Door deze al eerder aangekondigde wijziging is het nu mogelijk om in 2020 een voorschot aan te vragen voor praktijkleerplaatsen in het mbo. Het voorschot wordt vooruitlopend op een subsidieaanvraag in 2020 verstrekt. Daarnaast is voor 2020 een afwijkende berekeningswijze voor gerealiseerde praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen voor promovendi geregeld.

Voorschot 

Aanleiding voor de introductie van deze nieuwe voorschotmogelijkheid is dat door de financiële druk die de coronacrisis op bedrijven legt, de continuïteit van de praktijkleerplaatsen voor de beroepsbegeleidende leerweg in gevaar komt. Met deze voorschotmogelijkheid is beoogd te bevorderen dat de desbetreffende praktijkleerplaatsen ook tijdens de coronacrisis worden behouden.

Het voorschot wordt verleend onder voorwaarde dat aan de werkgever in 2020 subsidie wordt toegekend. Indien de werkgever geen subsidieaanvraag doet of indien zijn subsidieaanvraag wordt afgewezen, wordt het verleende voorschot geheel teruggevorderd. Indien het toegekende subsidiebedrag lager is dan het voorschot dat aan een werkgever is verleend, wordt het teveel ontvangen bedrag teruggevorderd.

De hoogte van het voorschotbedrag wordt berekend aan de hand van het aantal weken dat voor de desbetreffende praktijkleerplaats reeds onderricht in de praktijk heeft plaatsgevonden in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 31 maart 2020, waarbij het aantal weken wordt vermenigvuldigd met € 42,50.

Werkgevers kunnen een aanvraag voor een voorschot indienen van 2 juni 2020 tot en met 30 juni 2020.

Afwijkende berekeningswijze

Er is voor 2020 een afwijkende berekeningswijze voor gerealiseerde praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen voor promovendi geregeld. Normaliter geldt dat voor de eenheid die aan een gerealiseerde praktijkleerplaats wordt toegekend, wordt uitgegaan van het aantal weken dat tijdens de praktijkleerplaats daadwerkelijk onderricht in de praktijk van het beroep plaatsvindt, gedeeld door 40 (bij een beroepsopleiding, voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet onderwijs), of 42 (bij een opleiding in het hoger beroepsonderwijs). De resulterende eenheid vormt vervolgens de basis voor het berekenen van het subsidiebedrag.

De uitbraak van het coronavirus kan ten gevolge hebben dat het onderricht in de praktijk niet volledig heeft kunnen plaatsvinden, hetgeen zou leiden tot een lager subsidiebedrag. Dit is onwenselijk, want werkgevers hebben hierop zelf geen, of slechts beperkte, invloed. Daarom is nu bepaalt dat voor subsidieverstrekking in 2020 de weken waarin ten gevolge van het coronavirus of de maatregelen ter bestrijding van het virus geen onderricht in de praktijk heeft plaatsgevonden, gelijk worden gesteld met weken waarin daadwerkelijk onderricht in de praktijk heeft plaatsgevonden. 

Een soortgelijke verruiming is opgenomen voor de berekening van gerealiseerde leerwerkplaatsen voor promovendi. Deze regeling voorziet niet in een verruiming voor de berekening van gerealiseerde leerwerkplaatsen voor technologische ontwerpers, omdat voor die berekening enkel van belang is gedurende hoeveel maanden de technologisch ontwerper in opleiding staat ingeschreven bij een universiteit. 

Gepubliceerd op 29-05-2020